De vijf standaarden
Standaard 1
Organisaties voor moeder- en kindzorg hebben beleid vastgelegd waarmee elk kind een optimale start kan maken, waarbij bijzondere aandacht wordt gegeven aan voeding in de eerste twee levensjaren.
- Alle betrokken medewerkers voeren hun werkzaamheden uit in overeenstemming met dit voedingsbeleid.
- In het beleid is opgenomen welke prenatale informatie ouders nodig hebben voor een optimale start.
- Het beleid besteedt bijzondere aandacht aan het faciliteren van het geven en krijgen van borstvoeding en is conform de WHO-code.
- Organisaties evalueren regelmatig hun beleid en de effecten van hun scholingen.
- Organisaties onderhouden multidisciplinaire contacten met ketenzorgpartners.
- In het beleid is opgenomen hoe ouders uitleg krijgen over het belang van moeder-tot-moeder contact en hoe (aanstaande) ouders worden verwezen naar relevante organisaties.
Standaard 2
Alle moeders krijgen hun baby direct na de geboorte in huidcontact bij zich. Het huidcontact duurt minimaal een uur.
- Het eerste contact tussen moeder en baby vindt ongestoord plaats tot met de eerste voeding.
- Zo nodig wordt hulp aangeboden bij de voeding.
- De eerste voeding wordt gegeven in huidcontact, ongeacht de voedingskeuze van de moeder.
- Als huidcontact niet mogelijk is, of werd onderbroken om medische redenen, wordt het later ingehaald.
Standaard 3
- Ouders krijgen uitleg -ongeacht de voedingskeuze- over voeden op verzoek en de normale groei en ontwikkeling van hun kind.
- Ouders krijgen uitleg over hoe zij de voedingssignalen van hun kind kunnen herkennen en hoe zij hierop kunnen reageren.
- Aan vrouwen die borstvoeding geven, wordt uitgelegd hoe ze hun baby moeten aanleggen en hoe zij de melkproductie in stand kunnen houden, zelfs als de baby van de moeder moet worden gescheiden.
- Ouders van niet-borstgevoede baby’s krijgen uitleg over het veilig bereiden en geven van kunstvoeding, waarbij rekening gehouden wordt met de behoeften van de baby.
- Bij het geven van uitleg is aandacht voor het voorkomen en oplossen van problemen.
Standaard 4
- Vrouwen kunnen geïnformeerde beslissingen nemen met betrekking tot het starten van voeding anders dan borstvoeding en kunstvoeding.
- Baby’s krijgen tot de leeftijd van ongeveer zes maanden geen andere voeding aangeboden, noch extra vocht, tenzij op medische indicatie.
- Aan vrouwen die borstvoeding geven wordt uitgelegd dat de borstvoeding, gecombineerd met andere voedingsmiddelen kan doorgaan zolang moeder en kind dat wensen.
- Aan ouders wordt uitgelegd hoe zij op geleide van hun kind, vaste voeding kunnen introduceren.
- Aan vrouwen wordt uitgelegd hoe zij het geven van borstvoeding kunnen combineren met werk of studie buitenshuis.
Standaard 5
- Ouders worden gesteund in het ontwikkelen van een hechte band met hun kind en het nemen van geïnformeerde beslissingen over de verzorging en behandeling van hun kind.
- Moeder en kind zijn dag en nacht in elkaars nabijheid.
- Ouders worden aangemoedigd hun baby aan te raken, vast te houden, te voeden en te verzorgen, ook als die prematuur of ziek is.
- Ouders krijgen uitleg over het belang van rooming-in gedurende de eerste zes maanden ter bevordering van de hechting, het voeden op verzoek en ter preventie van wiegendood.
- Ouders krijgen uitleg over manieren van troosten.